De familie van Arendonk houdt zich al honderden jaren bezig met het schoenenvak. In 1884 zag Jan van Arendonk, na het overlijden van zijn vader, zich geplaatst aan het hoofd van “eene zeer bescheiden schoenmakerij”. Er sluimerde in hem een “zeldzaam krachtige, energieke wil en rustelooze werkkracht”. "Met noesten vlijt toog hij aan den arbeid" en in enkele jaren mocht de stoere werker “het genoegen smaken, van de bescheiden werkplaats eene flinke fabriek” te hebben gemaakt, waar, onder zijn persoonlijke leiding circa 150 arbeiders werkzaam waren. Onder zijn bekwame leiding werd de productie steeds opgevoerd en in het jaar 1905 leverde de fabriek reeds 2700 schoenen per week af. Jan van Arendonk had van “zijne krachten teveel geeischt” en in de bloei van zijn leven, stierf hij “in den ouderdom” van 46 jaar. De leiding van de fabriek ging toen over op de drie oudste zonen waaronder Cees van Arendonk, die deze zware taak, zo plotseling op “hunnen nog jonge schouders geplaatst”, vol ijver en vlijt ter hand namen. In 1940 had de schoenfabriek een produktievermogen van 4000 paar per week. Helaas zijn in de Tweede Wereldoorlog alle machines meegenomen, wat een doorstart erg moeilijk maakte. Rond 1950 waren er tussen de broers conflicten ontstaan waardoor Cees van Arendonk besloot in 1953 de fabriek te sluiten.